Over wat we nooit zullen begrijpen en toch moeten proberen.

De wereld staat in brand. Dat is in principe niets nieuws, de wereld staat regelmatig in brand. Ik heb gehuild om zwartgeblakerde koala’s, om holle kinderogen en stapels slordig opgestapelde lichamen, om hectaren bos die nooit zullen terugkeren. Maar nieuws is hol. We huilen, we doneren, we praten er over met ongeïnteresseerde familieleden boven een bord dampende boerenkool en gaan dan gewoon weer door met selectief verontwaardigd zijn over windmolenparken en mensen die geen afstand meer houden (tenzij je zelf haast hebt, natuurlijk).
Ik heb de afgelopen week lang nagedacht over wie ik wil zijn, over wie wij kunnen zijn, over onze rol in het jaar dat alles anders werd. Het is best veel namelijk: proberen je weg te vinden in een globale pandemie terwijl de wereld zich ineens aan je opdringt en je heel duidelijk maakt dat een veel grotere ramp zich al jaren, al eeuwen, gewoon voor je neus heeft afgespeeld. Dat je in actie moet, niet nu, maar gisteren. Niet alleen vandaag, ook morgen. Maar wat weet ik nou? Ik werd geboren in een gouden (witte) wieg. Ik leerde dat je zalmroze ook huidskleur kunt noemen, dat m’n speelgoed op mij leek en dat de pleisters in de winkel wegvielen tegen mijn witte huid. Ik heb me afgevraagd of de bergen wel hoog genoeg waren in het land waar we naartoe op vakantie wilden, of er wel genoeg plantaardige opties zouden zijn in de restaurants in Japan, of we wel de allermooiste plekken in ons vizier hadden. Niet of ik vanwege m’n huidskleur wel veilig zou zijn in dat beoogde vakantieland, niet of ik zou worden gezien als gevaarlijk, als eng, als arm, niet of ik überhaupt kon rekenen op dezelfde bediening als mijn medegasten in dat ene restaurant in Japan. Het is een wonderlijk proces; de realisatie dat zoveel keuzes die we (mogen en kunnen) maken in dit bijzondere leven van ons afhankelijk zijn van dat witte wiegje waarin we werden geboren. Dat wat voor ons een speeltuin, voor veel mensen een hindernis baan met dodelijke afloop kan zijn.
Er is al veel gezegd de afgelopen week en inmiddels klinken alle beloftes hol. Hier stond: “Vanaf nu word ik beter, worden wij beter. We gaan beter luisteren, we gaan actiever deelnemen aan een wereld die niet alleen niet racistisch, maar antiracistisch moet worden.”
En ik hoop het, ik hoop het echt. Ik hoop dat de waan van de dag het niet opnieuw overneemt, dat er voor goed iets is veranderd. Dat het vuur dat is ontstoken blijft oplaaien, blijft branden. Dat er voorgoed iets in ons is veranderd. Over een aantal zinnen houdt dit stuk op, slaan we opnieuw een witte straat in, gaan we terug naar wat comfortabel is, naar wat we kennen. Ik ben van plan de holle beloftes achterwege te laten vandaag, ik maak er slechts een: ik beloof dat ik zal leren.