Voor wie deel één even gemist heeft: over wonen in een bus bestaat veel onduidelijkheid. Niet alleen over de grote dingen – wat kost dat, waar slaap je dan en mag dat eigenlijk wel, wonen in een camper? – maar vooral ook over de kleine dingen. Op internet word je doodgegooid met de hoogste hoogtepunten en diepste dieptepunten van het wonen in een bus, maar al die tijd daar tussen – het ‘gewone leven’- daar lazen we maar weinig over. Ik herhaal het nog maar even: de keuze om te leven als nomaden is de beste keuze van ons leven geweest. Meer vrijheid, meer natuur, veel over jezelf leren en heel (héél) veel samen zijn, maar dat betekent niet dat er geen saaie, moeilijke of vermoeiende aspecten aan dit leven plakken. Voor ons is dat een deel van de charme, voor een ander is het een leven in de onderste krochten van de hel. Het is in ieder geval handig om een klein beetje te weten wat je te wachten staat, me dunkt. In het eerste deel vertelde ik al over de weersafhankelijkheid, de vermoeidheid, de struggles van een bus verbouwen en hoeveel tijd het ‘gewoon leven’ al kost. Er bleek echter nog veel meer te vertellen, lees maar.

De stank

Je bus gaat stinken. Het kan binnen een paar dagen gebeurt zijn, een paar weken misschien, maar stinken zal ‘ie. Dat lijkt misschien niet zo’n probleem (en hoeft het ook niet te zijn) maar voor iemand met een gevoelige neus – ja hoi, ik ben het – was dit dus wel iets waar ik aan moest wennen. Je bewaart namelijk álles wat je normaal waarschijnlijk vakkundig wegwerkt – vieze onderbroeken, gebruikte pannen die je niet meteen wilt afwassen, je vuile water, afval – allemaal in één kleine ruimte. Al na de eerste week kwamen we er achter dat we ons afwaswater beter niet in de kleine vuilwatertanks konden laten zitten, want met dat heerlijke zonnetje op ons dank stonk de bus binnen no time alsof we een heel leger aan dode ratten hadden meegenomen. Ook je natte washandjes (die nooit helemaal opdrogen) ruiken na twee dagen naar natte hond. En dan niet je eigen lieve natte hondje, maar altijd dat stinkbeest van de buren. Je bezwete shirt, uienschillen die je niet weg kon gooien omdat er geen prullenbak was, ochtendadem en stinkschoenen: ze dragen allemaal bij aan het onmiskenbare aroma van mensen die fulltime wonen in een bus. Overdag kun je luchten, maar als de deur dicht is zal je het er echt mee moeten doen.

Je neemt je problemen mee

Ja, spreekt misschien voor zich hoor, en ik zei er hier ook al iets over, maar je wordt geen totaal ander persoon zodra je je huis op wielen instapt. Als je thuis ongeduldig, chagrijnig of snel van slag bent, dan ben je dat in de bus ook. Ik zeg het nog maar even, want er zijn genoeg mensen die denken dat het wonen in een bus al je problemen als sneeuw voor de zon laat verdwijnen. Nee dus. Verander je door deze volstrekt nieuwe levensstijl? Ik hoop het voor je, wij wel. Maar word je een soort verlichte hippie die zich nooit meer druk maakt om geld, wat anderen van hem of haar vinden, of zich ergert aan zijn of haar busgenoot? Nah. Just so you know; je neemt je ellende gewoon mee de bus in, maar moet er dan wel mee leren dealen in een hele kleine ruimte met waarschijnlijk net wat meer ongemak dan thuis. 

Nieuwe problemen en angsten

Daarbij heb je soms ook nog de pech dat je nieuwe angsten ontwikkelt. In Engeland reed Thijs – door een laaghangend zonnetje en een onverwacht smal bruggetje – de bus per ongeluk stuk terwijl ik sliep en sindsdien durf ik geen dutje meer te doen als hij rijdt. En geloof me: ik hou met een passie van dutjes tijdens het rijden. Hij kon er niets aan doen, het was gewoon pech, maar ik kon ineens toch minder goed ontspannen tijdens het rijden. Toen we ook nog een ongelukje in Australië kregen (wederom, domme pech) merkte ik dat ik het ineens helemaal niet meer prettig vond om als bijrijder in ons rijdende huis te zitten. Ik bedacht me dat als ik niet op zou letten en we de volgende keer een aanzienlijker ongeluk zouden krijgen, we zomaar ons huis zouden kunnen verliezen. Dat was iets waar ik nog niet eerder over na had gedacht maar wat me ineens niet meer los liet. Ik heb niet perse een rijangst ontwikkelt, maar het onbezorgde rijen is er af. Hoe los je dat op als je woont in een voertuig?
Ook gek: de angst dat je ieder moment weggestuurd kan worden door de politie. Vreselijk onrustig word je daar in het begin van. Het gevoel dat er zomaar, midden in de nacht, iemand op de deur kan kloppen om je te vertellen dat je weg moet. En over andere nieuwe problemen nog maar niet te spreken: Thijs kreeg last van extreme roos (vrij irritant als je maar één keer per week je haar kunt wassen), een accu die niet wilde stoppen met piepen (ook niet midden in de nacht), een koelkast die steeds openklapt tijdens het rijden. Je bent continu problemen aan het oplossen die je thuis makkelijk(er) negeert of oplost.

Als je pech krijgt, heeft je huis pech

Ja je kan je campertje dus helemaal aan gort rijden, maar pech met je bus is ook al vrij lastig. Toen wij vanuit Spanje terug naar Nederland probeerden te komen vanwege het hele Corona circus kregen we een klapband. Geen probleem in principe, nieuw bandje zit er zo om, maar de klap beschadigde nog veel meer aan de bus én de rem leek aan te lopen. Daar sta je dan: je huis moet naar de garage en jij hebt geen plek om te slapen.
Toen we in Australië een ongeluk kregen moest de bus maar liefst twee weken naar de garage. Dat is al best lastig als het alleen je dagelijkse vervoersmiddel is, maar als je woont in dat blikkie op wielen, dan moet je toch echt op zoek naar een slaapplek. En als je dan ook nog in een hele grote stad strandt, vol peperdure hotels, dan ben je op z’n zachtst gezegd niet blij. Gelukkig waren we goed verzekerd (echt, verzeker je bus gewoon allrisk), werd ons dure hotel gewoon betaald en hebben wij twee weken vakantietje gespeeld in een grote hotelkamer, maar realiseer je: je bent kwetsbaar als je woont in een voertuig.

Alles draait alleen nog maar om #vanlife

“Hoi, wij zijn Florine en Thijs en wij wonen in een bus.” Ik heb het geloof ik wel duizend keer gezegd. Tegen mezelf, tegen medereizigers, tegen vrienden-voor-een-avond, tegen iedereen die het maar wilde horen. Het was nieuw en spannend en jezus man, wat waren we trots. Trots dat we die klote bus eindelijk af hadden gekregen, trots dat we ons huis en al onze spullen hadden verkocht, trots dat we het gingen doen. Maar na twee jaar wonen in een bus of fulltime op reis zijn is er niets nieuws meer aan. Dan is reizen en wonen in je bus gewoon leven. Begrijp me niet verkeerd: we zijn dól op vertellen over ons avontuurlijke leven. We vinden het fantastisch als mensen van alles willen weten of aan onze lippen hangen als we vertellen over onze belevenissen. Maar – en het heeft lang geduurd voordat we dat toe wilden geven –  we wilden méér zijn dan ‘die mensen die in een bus wonen’. We willen het niet altijd hebben over hoe we dit betalen of over alles wat er bij komt kijken. We willen het net zo graag als een ander hebben over dat wat ons drijft, over de politiek, een goed boek dat we hebben gelezen, een slechte grap die we hebben gehoord. Mensen krijgen het idee dat je tot een soort algemeen bezit behoort. Iedereen mag alles maar aan je vragen en je moet iedere keer maar vol enthousiasme vertellen over dat paradijselijke leven. En dat is soms stom, omdat je nog zoveel meer te vertellen hebt.

Het gaat om het grotere doel

En dan tot slot: wonen in een bus was (en is) geen doel op zich. Het is een middel om de grotere doelen in ons leven vorm te geven: meer vrijheid, meer natuur, meer zeggenschap over ons leven. Door de bus kunnen we elke dag kiezen waar we willen slapen, we kunnen veel tijd buiten doorbrengen en we kunnen zelf onze tijd weer in delen. Door de bus zijn onze vaste lasten lager en kunnen we fulltime doen wat we het allerliefst doen: nieuwe plekken ontdekken omdat ons huis mobiel is. Het is een heerlijk overzichtelijk leven waar we veel van houden, maar de bus is ook gewoon wat het is: een voertuig. Waar we in wonen. Om te kunnen doen wat we willen. Zou ik op zes vierkante meter willen wonen als ik niet reislustig was geweest en gewoon elke dag van 9 tot 5 op kantoor moest zitten? Waarschijnlijk niet.

Over ‘Wat niemand je vertelt over wonen in een bus (deel II)’ maakten wij ook een podcast.
Deze aflevering van de VanVerhalen reispodcast vind je hier.